De sleutel: niet mijn wil, Góds wil

Paulus is een uitzonderlijke apostel en leraar, maar ook een indrukwekkende bidder. In zijn brieven lees je voortdurend dit soort opmerkingen:

“Ik dank God, Die ik van mijn voorouders aan dien met een rein geweten, terwijl ik zonder ophouden aan u denk in mijn gebeden, nacht en dag.”
2 Timotheüs 1:3

Ik dank mijn God, terwijl ik steeds in mijn gebeden aan u denk.
Filemon 1:4

Daarom danken ook wij God zonder ophouden dat u, toen u van ons het gepredikte Woord van God hebt ontvangen, het ook aangenomen hebt.
1 Thessalonisenzen 2:13

Het inspirerende gebed uit Kolossenzen 1
En zo kunnen we nog wel even doorgaan (Kolossenzen 1:3, 1 Thessalonisenzen 1:2, Romeinen 1:8-9, 1 Korinthiërs 1: 4). Paulus dénkt aan de gelovigen, hij bídt voor hen en verbindt zich zozeer aan deze mensen dat hij zegt dat hij lichamelijk helaas niet bij hen is, maar geestelijk wél (1 Korinthe 5:3). En da’s niet alleen een manier van zeggen, dit is wat het gebed vermag.

Het is deze toewijding van Paulus, in gebed nauw betrokken bij de gelovigen, waardoor we ons willen laten aanmoedigen. Bidden als Paulus. Soms schrijft Paulus niet alleen dát hij voor de gelovigen bidt, maar ook wát hij dan bidt. Bijvoorbeeld in Kolossenzen 1:9-11:

Daarom houden ook wij niet op, vanaf de dag dat wij het gehoord hebben, voor u te bidden en te smeken dat u vervuld mag worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, zodat u wandelt op een wijze de Heere waardig, Hem in alles behaagt, in elk goed werk vrucht draagt en groeit in de kennis van God, terwijl u met alle kracht bekrachtigd wordt, overeenkomstig de sterkte van Zijn heerlijkheid, om met blijdschap in alles te volharden en geduld te oefenen.
Kolossenzen 1:9-11

Vrucht, kracht, blijdschap. Van die dingen waar we enorm naar kunnen verlangen en misschien ook om bidden. Dit gebed herinnert ons eraan dat die zaken beschikbaar zijn en ons deel kunnen zijn, maar dat er een stap aan vooraf gaat: je richten op God. Wat wil Hij, waar gaat Zijn hart naar uit? Paulus bidt in de allereerste plaats dit voor de Kolossenzen: dat ze vol worden van het kennen van Gods wil.

Als er iets is dat jonge gelovigen en de kerken in Nederland vandaag nodig hebben – zo geloven we – dan is het een verschuiving van die bewuste of onbewuste vraag die heel veel van ons denken, handelen en leven bepaalt: wat wil ik? Een verschuiving náár die andere vraag: wat wil God?

De sleutel: niet mijn wil, Góds wil
Als we verlangen naar jongeren en een Kerk die vrucht dragen, die krachtig zijn in de Heer, die blijdschap kennen, die volhouden en die God steeds beter leren kennen, dan is de sleutel: niet onze wil, Góds wil. En daarom houden we niet op om dit voor elkaar te bidden.